Daar heb je dat woord weer: ‘Onvruchtbaarheid…’

null

‘Elke keer als er weer een collega of vriendin zwanger is, is dat weer een confrontatie met mijn onvruchtbaarheid,’ zegt ze, wegkijkend. Niet wetend dat ik het woord ‘onvruchtbaar’ elke keer weer confronterend vind.
Niets vergeleken met wat zij voelt, natuurlijk, maar ik heb nu eenmaal iets met woorden.


Machteloos

Bij dit woord, ‘onvruchtbaar’, voel ik  me machteloos. Ik heb de neiging het weg te willen strepen, het te verbeteren. Te zeggen ‘maar je bent helemaal niet onvruchtbaar’.  Technisch gesproken heb ik dan gelijk, want het is nooit bewezen in haar geval. Het is gewoon niet gelukt, maar zonder duidelijke oorzaken. Waarom dan dat woord? Misschien omdat haar vruchtbaarheid evengoed niet is bewezen?

Soms is het nog ingewikkelder, zoals bij een zwangerschap met een gedoneerde eicel. Het woord is dan van toepassing, maar niet passend. De tegenstrijdigheid daarvan kan mij minutenlang bezighouden.

 Bij dit woord, ‘onvruchtbaar’, voel ik  me machteloos. Ik heb de neiging het weg te willen strepen, het te verbeteren. Te zeggen ‘maar je bent helemaal niet onvruchtbaar’.

Definitief

Het is het definitieve ervan. Een beetje onvruchtbaar kan niet. Er zit iets in van een oordeel. Zoals bij een onvruchtbare bespreking, als tegenhanger van de vruchtbare arbeid. ‘Ik ben onvruchtbaar’ is als een klap op je eigen hoofd geven met een voorhamer. Het kan een opluchting zijn, dat ook. Gewoon aannemen voor jezelf dat het niet meer kan, omdat je zo’n behoefte hebt aan de rust die dat, naast het verdriet, ook met zich meebrengt. Het woord herinnert je eraan dat het niet alleen niet meer kan, maar ook niet meer hoeft. 


Ik denk niet dat ik de enige ben die het woord liever niet hoort, liever niet zegt, en het het liefst weg zou poetsen. Want zelfs als het wel bewezen is dat de partner onvruchtbaar is, hoor ik het woord zelden in een zin die over de partner gaat. Soms ‘het probleem ligt bij hem’, dan eens ‘bij haar gaat het niet’. Maar niet ‘hij of zij is onvruchtbaar’.


Ik laat het woord in de lucht hangen, besluiteloos, nadenkend over een passende reactie. Ieder op onze eigen manier kijken we er even naar. Dat kan niet anders, nu het uitgesproken is. Ik probeer eruit te filteren waarom ze het woord gebruikt, maar het lukt niet. Of liever gezegd, dat kan van alles zijn. Daar heb ik haar dus voor nodig.

‘Onvruchtbaar…?’ Herhaal ik.

                        

Wilma Potze